SENSORISCHE INFORMATIEVERWERKING BEGELEIDING VOOR KINDEREN DIE PROBLEMEN HEBBEN MET SENSORISCHE INFORMATIEVERWERKING |
Wat is Sensorische Informatieverwerking?
Het verwerken van prikkels die onze zintuigen waarnemen: voelen, ruiken, proeven, horen, zien, evenwicht en beweging.
Prikkel verwerken is iets wat iedereen altijd en overal doet. Deze prikkels worden doorgegeven aan de hersenen die op hun beurt deze prikkels verwerken en beoordelen hoe erop gereageerd moet worden.
KENMERKEN KUNNEN ZIJN:
• negatief zelfbeeld;
• geen uitdaging aangaan (falen voorkomen);
• snel gefrustreerd zijn;
• lijkt lui en niet gemotiveerd;
• is snel boos of huilt snel;
• is gespannen nerveus;
• heeft veel behoefte aan structuur en routine.
De prikkels bestaan afzonderlijk van elkaar, maar moeten als een geheel functioneren. Soms worden stukjes informatie die van de zingtuigen binnenkomen niet goed geregistreerd en aan elkaar verbonden, zodat er niet op de juiste manier op gereageerd kan worden. Dit gebeurt bij een prikkel waarop gereageerd wordt met over- of ondergevoeligheid. Op zo een moment is er sprake van een sensorisch informatieverwerkingsprobleem.
OVER- EN ONDERGEVOELIGHEID
Een kind wat slecht prikkels kan registreren en verwerken kan bijvoorbeeld slecht tegen licht of geluiden, wordt snel ziek in een auto. Houdt niet van fysiek contact, houdt niet van vieze handen of heeft overmatig last van kriebelige kleding. Deze kinderen zijn overgevoelig. Een kind wat overgevoelig is trekt zich vaak terug, vermijdt waar hij niet tegen kan.
Een kind wat prikkels te onvoldoende waarneemt en dus minder goed registreert is bijvoorbeeld vaak onhandig, valt of stoot zich vaak, kent geen angst bij bewegingsspel. Maakt graag lawaai omwille van het lawaai (overschreeuwt zichzelf), vieze handen of gezicht wordt vaak niet opgemerkt. Deze kinderen zoeken de prikkels juist op. Deze kinderen zijn dus juist ondergevoelig. Er kan per zintuig een over- of ondergevoeligheid waargenomen worden.
Gedrag als resultaat van een over- of onder- gevoeligheid
Het gedrag dat een kind laat zien, dient dus om een juiste alertheid te verkrijgen of te behouden en is daarmee zelfregulerend gedrag. Je regelt zelf je alertheid met activerende of kalmerende activiteiten. Zelfregulering kan een reden zijn van wiebelen en friemelen of duimen.
Onder- of overgevoeligheid heeft ook gevolgen over hoe je over jezelf denkt.
HYPERACTIEF: onderprikkeld of juist overgevoelig
Het hyperactieve kind als gevolg van onder gevoeligheid gaat op zoek naar prikkels. Maar het overprikkelde kind wordt hyperactief door de stress die hij ervaart.
HET PASSIEVE KIND
Je zou denken dat het passieve kind onderprikkeld is, er komen gewoon te weinig prikkels binnen om het kind alert te krijgen en te houden. Maar een overprikkelde leerling kan ook heel passief zijn. Hij vermijdt prikkels , om er vooral voor te zorgen dat er niet nog meer prikkels binnen kunnen komen.
Een kind wat de informatie van zijn omgeving niet adequaat kan registreren kan moeilijk (nieuwe) informatie opnemen en verwerken. Het is dan moeilijk om iets te leren, te onthouden of de aandacht bij het werk te houden. Een dysbalans van de zintuigenverwerking is dan vaak de oorzaak van de problemen die worden ervaren. Deze dysbalans kan er verantwoordelijk voor zijn dat het handelen negatief beïnvloed wordt. Hierdoor kan het kind het plezier in bepaalde bezigheden verliezen.
Zowel voor ouders, leerkrachten en het kind, kan het van belang zijn dat de prikkelverwerking zo optimaal mogelijk verloopt.